Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN4666

Datum uitspraak2003-10-30
Datum gepubliceerd2003-10-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/006196-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

moord op zus, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer : 11/006196-03 Zittingsdatum : 16 oktober 2003 Uitspraak : 30 oktober 2003 VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: --- De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vorderingen van de benadeelde partijen Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd --- Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 40.506,-- + p.m., terzake van kosten lijkbezorging, verblijf thuis, voorschot smartengeld, proceskosten en wettelijke rente. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd (wettelijk vertegenwoordiger: --- voornoemd), Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 16.527,-- + p.m., terzake van kleding, voorschot smartengeld, proceskosten en wettelijke rente. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. De raadsman is van oordeel dat de benadeelde partij --- voor de opgevoerde post "verblijf thuis" en de benadeelde partij --- voor de opgevoerde post "kleding" niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. De overige door de benadeelde partijen opgevoerde schade is niet betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte hij op 09 mei 2003 te Zwijndrecht opzettelijk en met voorbedachten rade -- - van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die --- met een mes meermalen in de borst gestoken, tengevolge waarvan voornoemde --- is overleden. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.2 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften slechts in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: MOORD. 6. De strafbaarheid van de verdachte Omtrent verdachte is op 1 september 2003 gerapporteerd door dr. --- , psychiater en op 29 augustus 2003 door drs. --- , psycholoog. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, op grond van een aanmerkelijke subjectieve lijdensdruk ten gevolge van (in verdachtes beleving) zijn zus afkomstige stemmen, welke zouden aansluiten bij al langer bestaande minderwaardigheidsgevoelens en identiteitsproblematiek. De rechtbank kan zich met de conclusie van de deskundigen dat aan verdachte het bewezen verklaarde feit verminderd kan worden toegerekend verenigen, gelet op de overwegingen die de deskundigen aan hun conclusie ten grondslag hebben gelegd -ondanks de onmogelijkheid van het stellen van een harde diagnose- en gelet voorts op hetgeen verder uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenis- straf voor de duur van 15 jaar. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zijn zus om het leven gebracht door haar vele malen met een mes te steken. Daarmee heeft hij het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen waar de mens over beschikt, te weten het recht op leven. Op dergelijke delikten dient dan ook met zeer langdurige vrijheidsstraffen gereageerd te worden. Dit geldt temeer indien, zoals in onderhavige strafzaak, de levensberoving door verdachte tevoren nauwgezet is beraamd en gepland(hij heeft tevoren het mes gekocht en met blijdschap dit mes geslepen omdat hij wist dat zijn zus daarmee gedood moest worden; een week voor de moord heeft hij zijn zus bezocht teneinde haar woning te verkennen). Strafverzwarend acht de rechtbank voorts dat het feit op klaarlichte dag in de woning van het slachtoffer is gepleegd terwijl het zoontje van het slachtoffer, die ten tijde van het misdrijf ruim 3 jaar oud was, ooggetuige is geweest van wat zich daar heeft afgespeeld. Blijkens de voegingsformulieren benadeelde partijen en het zogenaamde victim impact statement zijn de echtgenoot en het zoontje van het slachtoffer getraumatiseerd geraakt. In aanvulling daarop merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid is dat met name zeer jonge kinderen tot op latere leeftijd psychische klachten ondervinden van schokkende gebeurtenissen in hun jeugd. De gruwelijkheid van de moord wordt nog onderstreept door het feit dat verdachte het slachtoffer, om hulp vragend en in aanwezigheid van het jonge kind stervend achterliet. Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op diens omstandigheden zoals ter terechtzitting gebleken, het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, units Den Haag, d.d. 27 augustus 2003, dat over verdachte is uitgebracht en het feit dat verdacht niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de rechtbank gelet op in de hiervoor onder 6. genoemde rapporten van de psycholoog en van de psychiater geconcludeerde verminderde toerekeningsvatbaarheid. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat op het onderhavige feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd. 7.2 De vorderingen van de benadeelde partijen Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij --- , als het gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden zal de rechtbank de gevorderde schade als volgt toewijzen: kosten van lijkbezorging € 13.679,-- en immateriële schade -naar billijkheid en als voorschot- € 25.000,--, met proceskosten en rente als in het dictum te vermelden. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu niet vast is komen te staan, dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij --- , als het gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden zal de gevorderde schade naar billijkheid en als voorschot tot een bedrag van € 15.000,-- worden toegewezen, met proceskosten en rente als in het dictum te vermelden. Wat betreft de materiële schade wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu niet vast is komen te staan, dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf en maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 24c, 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde het hier onder 5. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot: GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIJFTIEN JAREN; bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; veroordeelt verdachte tegen kwijting aan --- , te betalen als voorschot de som van € 38.679,-- (achtendertigduizendzeshonderd en negenenzeventig euro), met de wettelijke rente over dat bedrag, tot op heden begroot op € 672,-- (zeshonderdtweeëenzeventig euro); verklaart de benadeelde partij --- niet ontvankelijk in het resterende gedeelte van de vordering; veroordeelt verdachte in de proceskosten, tot op deze uitspraak begroot op € 780,-- (zevenhonderdentachtig euro); legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 38.679,-- (achtendertigduizendzeshonderd en negenenzeventig euro) ten behoeve van --- , met bepaling dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 310 dagen; bepaalt dat voldoening van de maatregel de (tot hetzelfde bedrag) toegewezen civiele vordering doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de veroordeelde de opgelegde maatregel doet vervallen; veroordeelt verdachte tegen kwijting aan --- , als voorschot te betalen de som van € 15.000,-- (vijftienduizend euro), met de wettelijke rente over dat bedrag, tot op heden begroot op € 266,--; verklaart de benadeelde partij --- niet ontvankelijk in het resterende gedeelte van de vordering; veroordeelt verdachte in de proceskosten, tot op deze uitspraak begroot op € 780,00 (zevenhonderdentachtig euro); legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 15.000,-- (vijftienduizend euro) ten behoeve van --- , met bepaling dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 210 dagen; bepaalt dat voldoening van de maatregel de (tot hetzelfde bedrag) toegewezen civiele vordering doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de veroordeelde de opgelegde maatregel doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. voorzitter, en mrs. rechters, in tegenwoordigheid van griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2003.